De Griezelaar

Door

Julia van Wetten
Gillend rende Puk door het bos. Bij een dikke eik bleef ze hijgend staan. Ze keek om zich heen. Waar was ze nou vandaan gekomen? Oh ja, daar, want daar is die grote spin weer!
Uit: 2025
Basisschool: IKC Klimboom

Gillend rende Puk door het bos. Bij een dikke eik bleef ze hijgend staan. Ze keek om zich heen. Waar was ze nou vandaan gekomen? Oh ja, daar, want daar is die grote spin weer! Puk wilde weer wegrennen, maar het leek wel alsof er meer bomen waren dan net. Ze kon geen kant meer op, zoveel bomen waren er nu. De enige weg was die waar de spin nu was. Ze probeerde zich te verstoppen achter de boom, maar terwijl er meer bomen groeiden, verdween de grote eik stukje voor stukje, tot er niets meer van over was. Nu was Puk omsingeld door een muur van bomen en een hele grote spin. Toen hoorde ze gesis. Het kwam steeds dichterbij. En toen stond er niet een spin, maar er stonden er wel dertig! En ze kwamen met z’n allen op haar afstormen. De grootste, waarschijnlijk de leider, nam een aanloop en sprong naar Puk…

 Puk schrok wakker. Weer zo’n nachtmerrie. Dit was al de vierde keer deze week. Ze was er echt helemaal klaar mee. De meester had gezegd dat een glas melk altijd hielp. Tenminste, bij hem. Puk keek op de klok. Het was kwart over 2 ‘s nachts. Haar ouders sliepen vast en zeker al. Dan maar stiekem. Het was niet heel moeilijk om zachtjes midden in de nacht naar beneden te gaan, want als Puk’s ouders sliepen, dan kon je een bom naast ze laten afgaan en dan werden ze nog niet wakker. Alleen werden ze wél ‘s ochtends wakker van de wekker. Dat was Puk een raadsel, maar dat gaf niet, want dan kon ze dus wel ‘s nachts een glas melk drinken. Dus stapte Puk uit bed en liep naar de deur. Maar toen ze de deur open wilde doen… lukte dat niet! Ze trok en trok en trok, maar er was geen beweging in te krijgen. Toen bedacht ze dat ze door het raam om hulp kon schreeuwen. Maar toen ze het raam open wilde doen, bleek die ook op slot te zitten! Hoe kon dat nou? Haar deur had geen slot en haar raam eveneens. Toen begon ze gewoon, midden in haar kamer, te gillen. Daar zouden haar ouders toch wel wakker van worden? Maar terwijl ze gilde, kwam er geen geluid uit haar keel! Puk zuchtte. Maar terwijl ze zuchtte kwam er wel geluid uit haar keel! Toen hoorde ze een raspend geluid. Als nagels die over de vloer krasten. ‘Hallo?’ vroeg ze. Haar stem echode door de kamer. Weer dat raspende geluid. Het kwam steeds dichterbij. Puk probeerde te horen waar het geluid vandaan kwam, maar door de echo kon ze het niet horen. Het geluid leek overal vandaan te komen. Puk keek om zich heen. Ze zag niets. Toen bedacht ze dat de lamp niet aanstond. Daarom zag ze waarschijnlijk niets. Maar terwijl ze naar het lichtknopje liep, zag ze twee glimmende stipjes die langzaam dichterbij kwamen. Weer dat raspende geluid. Dit keer nog harder dan de vorige keer. Er zat iets onder haar bed! Maar wat was het? Puk besloot de lamp aan te doen. Maar toen ze het lichtknopje probeerde, werkte die niet. Het leek wel of die klem zat. ‘Dan maar mijn nachtlampje.’ dacht Puk. Maar toen ze die probeerde, leek die ook klem te zitten. Toen besloot ze om de zaklamp onder haar kussen te gebruiken. Maar toen bleek de batterij leeg te zijn. Wat een pech! Er zat een monster onder haar bed en alle lampen waren stuk. Als ze gilde, kwam er geen geluid uit haar keel. Haar deur en haar raam zaten op slot en niemand kon haar horen. Lekker dan! Helemaal alleen in haar kamer midden in Zoetermeer. Nou, niet helemaal alleen, er was ook nog het monster onder haar bed waarvan ze nog steeds niet wist wat het was, maar dat was niet echt leuk gezelschap. Weer dat raspende geluid, maar nu van vlak voor haar. De gele stipjes waren nu zo helder als lampen, maar nog steeds kon Puk niet zien wat het was. Puk’s hart begon sneller te kloppen. Toen klonk er een langzame, zachte stem van onder het bed: ‘Hallo.’ Puk schrok zich een ongeluk. ‘W-w-wat?’ stamelde ze. Haar stem klonk schor en haar hart klopte nu zo hard dat hij bijna uit haar borst viel.  Het liefst was Puk nu keihard weggerend, maar ze stond aan de grond genageld van angst. ‘Hallo.’ zei die stem weer. De stem klonk zo rustig dat Puk al een beetje kalmeerde, maar het leek wel alsof de ogen steeds feller begonnen te gloeien. En dat was nog steeds heel erg griezelig. Voorzichtig deed Puk een stap naar achter. Weer dat raspende geluid en de ogen kwamen iets vooruit. Toen deed Puk een stap naar voren en nu gingen de ogen een beetje verder weg. Trillend deed Puk nog een stap naar voren en de ogen werden weer een stukje kleiner. Hoe verder Puk naar voren ging hoe verder de ogen naar achter gingen. Toen ging ze op haar bed zitten en probeerde haar nachtlampje weer. Niets. Maar wat was dat!?! Ze voelde eerst iets scherps in haar been en daarna iets zachts. Iets begon langzaam haar been naar achter te trekken. Puk schopte met haar voeten, maar hoe harder ze schopte, hoe scherper iets in haar been begon te prikken. Toen het te veel pijn deed, schreeuwde ze: ‘Au!’ De rustige stem onder het bed zei: ‘Oh, sorry.’ en de prik verminderde zijn grip. Puk voelde dat er iets langs haar been rolde. Waarschijnlijk bloed. Toen voelde ze dat het harige terug onder het bed ging. Waarschijnlijk de poot van het monster. Zo snel als ze kon trok Puk haar voeten op haar bed. ‘Sorry.’ zei de stem weer. Nu ze op haar bed zat klonk de stem gedempter, spookachtiger. Voorzichtig zette Puk haar voeten weer op de grond en stond op. Zo snel mogelijk liep ze een meter bij het bed vandaan. ‘Wie ben jij?’ vroeg Puk voorzichtig. ‘Ik ben de Griezelaar’  zei de stem raadselachtig. Daar had ze niets aan. ‘Maar hoe heet je?’ probeerde Puk nu. Daarop kon je toch alleen maar zeggen hoe je heet? Niet dus, want de stem zei weer: ‘Ik ben de Griezelaar.’ Nog een keer probeerde Puk iets: ‘Wat ben je?’ Maar weer antwoordde de stem hetzelfde. Toen gaf Puk het op. Het was hopeloos. Ze ging maar op haar bureaustoel zitten, want ze durfde niet meer op haar bed te gaan zitten. Vijf minuten lang was het doodstil. Puk wilde nu dolgraag weten wat er nou eigenlijk onder haar bed lag. Zonder dat ze wist waar ze mee bezig was zei ze ineens: ‘Kom maar onder het bed vandaan hoor. Ik bijt niet.’ En ze zag dat het monster twijfelde maar toen toch langzaam dichterbij kwam. Het was Puk opgevallen dat alles bij het monster langzaam ging. Weer dat raspende geluid. Nu van heel dichtbij. Ze zag een schaduw over de grond kruipen in haar richting. Weer was Puk verstijfd van angst. Zelfs toen de schaduw haar begon te beklimmen gaf ze geen kik. Bij haar borst bleef het stil hangen en sloeg zijn poten om haar nek. Die waren super zacht. Toen begon het ook nog te onweren. Het monster was niet heel groot. Hooguit zo groot als haar arm. Het begon nu ook nog te regenen. Om de twee seconden was er een flits. En ineens stopte het. Net zo plotseling als dat het begonnen was. En toen flitste de lamp aan. En niet alleen de kamerlamp. Ook haar nachtlampje en de zaklamp. En ineens wist Puk wat het was! Ze moest zo hard lachen dat ze nauwelijks meer bij kwam. Toen ze eindelijk was bijgekomen vroeg het “monster”: ‘Waarom moest je zo lachen?’ Weer die rustige, langzame toon. ‘Ik was al die tijd heel erg bang voor jou, maar nu zie ik dat je helemaal geen monster bent!’ antwoordde Puk nog na hikkend van het lachen. ‘Dat klopt.’ zei het monster dat geen monster was. ‘Ik ben ik.’ ‘Ja, dat klopt,’ zei Puk. ‘Maar je bent ook een luiaard.’ En toen moest Puk weer lachen. Dit keer zo hard dat ze pas na 10 minuten bijkwam. Daarna probeerde Puk de deur en het raam. Die zaten niet meer op slot. Toen deed ze de lampen uit en ging met de Griezelaar in bed liggen. Ze had de deur expres opengelaten, zodat het niet nog een keer zou gebeuren. Al gauw viel Puk weer in slaap. Dit keer droomde ze van een sprookjesbos met elfjes. Toen ze zo diep in slaap was als haar ouders, deed de luiaard zijn ogen open. De deur sloeg met een klap dicht. Boem! Nog steeds werd Puk niet wakker. De ogen van de Griezelaar begonnen weer te gloeien. Alleen straalden ze nu geen geel licht uit, maar rood licht. Toen klonk er een spookachtig gelach door de kamer: ‘Moe ha ha ha…