De enge clown in het verlaten pretpark

Door

Dex van Aken
De lucht was donker en dreigend toen Billy en Ben voor de verroeste poorten van het verlaten pretpark stonden.
Uit: 2024
Basisschool: IKC Klimboom

De lucht was donker en dreigend toen Billy en Ben voor de verroeste poorten van het verlaten pretpark stonden. Het leek erop alsof het elk moment kon gaan onweren. Het pretpark werd vroeger door veel mensen bezocht, maar was nu helemaal verlaten. Er waren al jaren geen mensen meer geweest voor een plezierige tijd. Nu waren de kleuren vervaagd en het geluid van blije kinderen was er niet meer, alleen nog maar een enge stilte.

Billy voelde een rilling over zijn rug lopen. “Ben, ik weet niet zeker of we hier moeten zijn”, zei hij, terwijl hij naar de hoge verroeste hekken keek die het park afsloten. “Kom op, het is spannend! We moeten gewoon even rondkijken”, antwoordde Ben, die altijd al de meest nieuwsgierige van de twee was. Hij had al weken verhalen gehoord over het pretpark dat niemand meer durfde te betreden. En nu waren ze er eindelijk. Met een diepe zucht volgde Billy zijn vriend. De poorten kraakten en piepten luid toen ze opengingen. De stank van roest en verrotting kwam ze tegemoet. De houten planken onder hun voeten kraakten, terwijl ze het park binnenliepen.

De eerste attractie, die ze tegenkwamen, was de draaimolen. De kleurige paarden stonden stil en waren bedekt met een dikke laag stof. “Kijk, hoe vies!”, zei Ben, terwijl hij met zijn telefoon aan het filmen was. Maar toen hij dichterbij kwam, zag hij iets waar hij van schrok. Er bewoog iets of iemand achter de draaimolen. “Billy, zag jij dat ook?”, vroeg Ben een beetje bang. “Ja, laten we maar snel verder gaan”, antwoordde Billy, die nu ook bang was. Ze liepen verder en ontdekten het oude spookhuis. De voorkant was gedeeltelijk afgebroken en de borden met “Durf jij het aan?” hingen scheef. “Dit is nu echt een spookhuis!”, zei Ben enthousiast. Maar Billy voelde zich steeds banger worden. “Ben, misschien moeten we dit overslaan”, zei hij, maar Ben had de deur al opengeduwd.

Het spookhuis was donker en vol vreemde geluiden. Ze zagen oude spiegels en verrotte versieringen. Plotseling hoorden ze iets dat klonk als gelach, maar het klonk niet blij. Het was een enge lach. Billy en Ben keken elkaar aan en hun hartslag werd steeds hoger van de schrik. “We moeten hier weg!”, riep Billy met een trillende stem. “Maar we zijn nog niet verder geweest!”, zei Ben, die wel bang maar nog meer nieuwsgierig was. Ze liepen dieper het spookhuis in en de geluiden leken steeds dichterbij te komen. Iets in de schaduw bewoog en het leek op een figuur. Billy kreeg het benauwd. “Ben, we moeten echt gaan!”

Uiteindelijk vonden ze een deur naar een kamer vol met oude, stoffige poppen. De poppen keken hen met lege, grijnzende gezichten aan. “Dit is echt heel eng”, zei Billy. “Ik wil hier zo snel mogelijk weg.” Maar voordat ze weg konden gaan, zagen ze een clown in de hoek staan. Zijn gezicht was wit geschminkt met een grote enge lach. “Welkom, jongens!”, zei de clown met een krakende stem: “Hebben jullie zin in een spelletje?” “Nee, nee, we moeten gaan!”, riep Ben en ze draaiden zich om, om weg te rennen. Maar de deur was weer dicht achter hen. “Jullie kunnen lekker toch niet ontsnappen!”, zei de clown die steeds dichterbij kwam. Zijn ogen zagen er zo eng uit als de ogen van de duivel.

Billy en Ben renden door het spookhuis, maar elke deur die ze probeerden, was op slot. En elke keer als ze omkeken, was de clown dichterbij. Ze konden hem horen lachen met een enge lach, terwijl hij ze achtervolgde. “Kom terug, het is veel leuker hier!”, riep hij lachend. Ze bereikten eindelijk een deur aan de achterkant van het spookhuis die wel open was. Met hun laatste beetje energie duwden ze de deur open en kwamen in een lange gang terecht. De gang was donker en de muren zaten onder de schimmel. “Wat nu?”, vroeg Ben. “We moeten gewoon doorlopen”, zei Billy. “Misschien kunnen we nog ontsnappen!”

Ze renden verder en kwamen uit in een grote hal vol met oude attracties. Het reuzenrad stond er, maar de karretjes hingen scheef of lagen kapot op de grond. Ze zagen de clown nergens meer, maar ze voelden dat hij in de buurt moest zijn. “Daar! We moeten naar het reuzenrad!”, zei Ben. Ze renden naar het reuzenrad en verstopten zich snel in één van de karretjes, die achterin op de grond lagen. Toen ze er eindelijk waren en zich verstopt hadden, keken ze om zich heen. “We zijn veilig”, zei Ben. Maar net toen ze dachten dat ze veilig waren, hoorden ze het gelach weer. De clown stond in de buurt en schreeuwde boos: “Jullie kunnen niet ontsnappen! Dit is mijn park!”

Billy en Ben keken om zich heen en waren bang dat hij ze kon zien. “Wat moeten we doen?”, vroeg Ben. “Ik weet het niet!”, zei Billy. “We moeten hem afleiden!” Ben keek snel om zich heen en zag een oude emmer met verf liggen. “Wat als we dit naar hem toe gooien?”, zei Ben. “Ja, dat is een goed idee!”, zei Billy. Ze pakten de emmer en gooiden deze naar de clown. De emmer knalde uit elkaar en de verf vloog alle kanten op. De clown schrok en was even afgeleid. Dit was hun kans. Ze sprongen uit de verstopplaats en renden zo snel mogelijk naar de uitgang van het park. Ze hoorden de clown nog schreeuwen, maar durfden niet om te kijken. Ze wilden maar één ding en dat was het park uit komen.

Uiteindelijk kwamen ze bij de poorten en duwden ze deze snel open. De frisse lucht kwam hen tegemoet en ze renden zo ver mogelijk weg van het pretpark. “Billy, we zijn ontsnapt!”, zei Ben blij, maar ze keken om en zagen de schaduw van de clown achter de poorten verschijnen. “Dit is nog niet voorbij!”, riep de clown met zijn nare lach. Billy en Ben wisten dat ze nooit meer terug zouden willen, maar de herinneringen aan de clown en zijn lach zouden nog vaak in hun slaap terugkomen.