3785? Nee, 7739? Ook niet. Misschien 773…? Oh hoi, je vraagt je zeker af, wat er is gebeurd. Dat zal ik even uitleggen. Het begon allemaal op woensdag 20 september 2023. Ik was op school en we hadden weer heel veel lessen. Ik was samen met Mirte en andere vriendinnen bezig met een topografie quiz, toen de meester kwam met een mededeling. Hij zei, dat hij om kwart over twee wat wilde vertellen.
14:15 uur
Onze meester zei, dat we allemaal aan de kleine tafel moesten gaan zitten. Ik zat naast de meester en Mirte zat naast mij. Hij vertelde, dat hij een bericht had gekregen over het Thrillerfestival en dat je een verhaal mocht schrijven als je dat wilde. Ik wilde wel meedoen. Ik vroeg aan mijn vriendinnen of zij mee zouden doen. Mirte zei ja, dus het leek me leuk om ook mee te doen. Alleen moest ik een onderwerp hebben. Ik besloot even door de school te lopen op zoek naar ideeën voor het verhaal. Ik ben de hele school rond gelopen, alleen was ik nog niet in het voorraadhok geweest. Het leek mij de beste plek en die bewaar ik altijd voor het laatst. Ik liep naar binnen en rook meteen een verschrikkelijke stank van oude sokken, ui en andere walgelijke dingen. Ik liep verder en probeerde het knopje van het licht te vinden, maar ik kon het knopje niet vinden. Ik liep even naar buiten, want die walgelijke lucht was er nog steeds en het drong diep mijn neus in. Ik kon bijna niet meer ademen. Toch liep ik een paar minuten later weer naar binnen ondanks die verschrikkelijke geur. Dit keer liep ik verder en het voelde alsof er allerlei dikke slijmerige dingen onder mijn voeten lagen. Het voelde aan als slakkenslijm. Ik werd helemaal ongerust, maar ik besloot toch door te gaan. Ik liep verder en ik had het gevoel, dat het slijm meer en meer werd. Ik zei tegen mezelf: nog vijf stappen en anders ga ik terug. En bij de vierde stap struikelde ik en lag volledig in het slijm. Ik proefde zelfs wat slijm in mijn mond. Ik probeerde op te staan, maar dat lukte niet helemaal. Ik bewoog mijn hand en opeens hoorde ik iets open gaan. Het leek wel alsof er een mega gigantische deur openging. Hij kraakte bij elke centimeter dat de deur open schoof en toen hoorde ik stemmen. Het waren lage stemmen. Glijdend door het slijm verstopte ik me snel en duwde per ongeluk tegen een kast aan. Er viel een blik kidneybonen naar beneden. Ik zag het vallen en kon het niet meer pakken. Het ging veel te snel. Ik maakte me los uit het slijm en rende zo snel mogelijk door het slijm. Ik wist niet welke kant ik op moest. Toen hoorde ik weer een stem, maar het was geen lage stem. Het was de stem van Mirte. Ze had me gevonden. Ze zei: “Oké, ik vraag later wel waarom je op de engste en vieste plek van Casa bent, maar nu moeten we hier echt weg. Volg mij maar, ik weet waar de uitgang is.” We renden weg, kwamen bij de uitgang en liepen weer terug naar onze klas. Ik legde Mirte uit dat ik een idee nodig had voor het verhaal. Mirte en ik besloten morgen weer bij het voorraadhok te gaan kijken.
Donderdag 21 september:
Mirte en ik lopen samen naar de klas en praten weer over wat er gisteren was gebeurd. We lopen naar onze tafel en zien Isa en Sem daar zitten. We vertellen meteen wat er was gebeurd en ze willen graag helpen met het oplossen van het mysterie. In de pauze lopen we naar het voorraadhok. Dit keer zie ik wel het knopje van het licht. We doen het licht aan en besluiten verder te lopen. Het slijm is verdwenen, maar de stank is er nog. Het is nog net zo walgelijk als de vorige keer. Dan zie ik het blik met kidneybonen. Het blik ligt op de grond. Vorige keer lag het blik vlak voor de deur, waar ik de lage stemmen hoorde. We zoeken naar iets waardoor de deur open gaat. Opeens knipperen de lichten. Na een paar tellen valt het licht uit en daar zijn die lage stemmen weer en ook weer die krakende en piepende mega gigantische deur. Er komen twee hele grote wezens doorheen. Ze zijn groot en volgens mij groen en hebben een klein hoofd. Ik denk ook dat het slijm van die wezens is. Ik schuifel iets naar voren en zie dan ook dat ze hele grote knotsen bij zich hebben. Ik kijk beter en zie dat het trollen zijn. Grote, vieze, slijmerige, groene trollen! Van schrik maak ik een geluidje. Een van de twee trollen loopt langzaam naar mij toe. Ik probeer niet te ademen. Dan zie ik dat Sem en Isa een blik kidneybonen weggooien. De trollen horen het en rennen die kant op. Mirte gebaart dat we haar moeten volgen door de deur heen. We komen binnen in een soort grot, een hele grote grot. Er ligt overal slijm. We lopen verder en er komt een kruising. We weten niet of we beter naar links of naar rechts kunnen gaan. We horen de lage stemmen van de trollen dichterbij komen. “We moeten een beslissing nemen”, zeg ik, “anders zien ze ons.” Mirte en Sem willen naar links en Isa en ik willen naar rechts. We ruiken een hele vieze lucht van links komen, dus we besluiten naar rechts te gaan. We lopen door een smalle grot en opeens vliegt er iets heel snel voorbij. Iedereen bukt. “Wat was dat nou?”, vraagt Sem. We schudden allemaal ons hoofd op een manier die zegt: geen idee. We lopen verder en komen in een grote ruimte uit. In het midden staat een sokkel met een grote kluis erop. Op de muren staan allerlei getallen, waarvan één combinatie de code is. We horen meerdere lage stemmen van allerlei kanten komen. Ik probeer snel wat codes uit, maar geen één werkt. Nu pas zie ik dat aan deze ruimte vijf gangen zitten, waar allerlei trollen uit komen. De tijd tikt. Als we willen weten wat er in de kluis zit, moeten we zo snel mogelijk de goede code vinden. Als we geen risico willen nemen, moeten we nu weggaan, voordat de trollen ons zien. Ik probeer nog wat codes en ik hoor Mirte al roepen: “Schiet op!” Isa en Sem beginnen te gillen en Mirte roept: “Stop, zo horen de trollen ons!” Ik kijk om me heen en zie wat grote takken liggen en roep: “Pak allemaal een tak. Dan kan je jezelf verdedigen!” Ik probeer weer een code, weer fout. De trollen hebben ons gezien en omsingelen ons. We weten niet wat we moeten doen. Snel probeer ik nog een code: 5598. Het werkt. Maar net voordat ik de kluis open kan doen, vallen de trollen ons aan en voel ik een koude hand op mijn schouder. Ik voel me een beetje duizelig en zie dan dat ik in de klas zit. De meester heeft een hand op mijn schouder gelegd en zegt: “Rosalie, je moet niet elke keer in slaap vallen. Heb je de rekensommen al af?” “Nee”, zeg ik. “Nou, ga die maar snel afmaken. En denk erom niet weer in slaap vallen. Anders geef ik nog meer sommen!” Mirte, Isa en Sem giechelen. Later die dag loop ik de klas uit en kijk naar het voorraadhok en vraag me af: zou daar echt iets zijn?