De Lege Trein   

Door

Swara Ingale
Het was laat in de avond, bijna middernacht. Eva stond op station Eindhoven Centraal. Niemand anders in zicht. Ze keek op haar horloge, nu was het 23:48. Het regende zacht.
Uit: 2025
Basisschool: Casa Montessori

Het was laat in de avond, bijna middernacht. Eva stond op station Eindhoven Centraal. Niemand anders in zicht.

Ze keek op haar horloge, nu was het 23:48. Het regende zacht. Ze trok snel haar jas dicht en stapte in de laatste trein naar huis. De trein was bijna leeg. Voorin zat een man in een pak te slapen met zijn hoofd tegen het raam, achterin de trein zat een oude vrouw een boek te lezen en in het midden zat een lange man in een zwarte jas met een koffer op zijn schoot. Eva ging zitten bij het raam. Ze deed haar oortjes in en luisterde naar wat muziek op haar telefoon.

Maar ze voelde dat iemand haar steeds aanstaarde. Ze werd er een beetje zenuwachtig van. Na een tijdje hoorde Eva iets. Het klonk als een gebonk, alsof iemand of iets uit iets probeerde te gaan. Het kwam van de koffer. Ze keek geschrokken naar de man. De man glimlachte en zei met een lage toon zacht “Maak je geen zorgen”. Eva zei niks en keek snel weg. “Wat was dat? Misschien een dier…? Of misschien iets levends…?” Ze werd duizelig als ze aan die dingen dacht. Haar hart bonkte heel hard. Plotseling stopte de trein hard. Eva viel bijna van haar stoel. Ze keek buiten het raam. Het was helemaal donker, geen station, alleen bomen. Het licht knipperde aan en uit. Eva voelde een mix van schrik en angst. Ze voelde zich ook verward. Wat was er gebeurd? “Misschien een ongelukje? Maar waarom dan hier?”. Eva stond meteen op en liep snel naar het toilet. Ze voelde een koude bries op haar huid toen ze het deur opende. Het was daar erg klein en krap. Het stonk ook naar zweet daar. Ze probeerde iemand te bellen, maar het ging meteen naar de voicemail. Ze keek op haar telefoon en zag tot haar schrik: geen bereik. Pas toen merkte ze dat ze haar adem al die tijd had ingehouden. Ze voelde zich duizelig, alsof ze elk moment flauw kon vallen. Ze begon in paniek te raken. Ze ging voorzichtig op de toiletbril zitten. Nadenkend over wat nu te doen. Plotseling hoorde ze voetstappen in de gang. Langzaam maar wel luid, alsof iemand dichter bij het toilet kwam. Iemand tikte langzaam drie keer op de deur. Tok. Tok. Tok. “Wees niet bang, Er gebeurt niks.” zei de man met een lage, kille stem. Eva slikte en keek bang om zich heen. Aan de muur hing een rode brandblusser. Op de brandblusser stond “Alleen Voor Noodgevallen”. “Nou, dit is wel een noodgeval,” dacht Eva.

Ze pakte hem vast. Haar benen trilden. Ze deed voorzichtig de deur open. De man stond daar met zijn jas om zich heen. Zijn ogen waren koud en glinsterden in het licht. Op zijn gezicht stond een glimlach, maar het was geen vriendelijke glimlach- meer een kille. In zijn hand hield hij een groot mes. Zijn stem klonk laag toen hij sprak, “Een verkeerde stap,” fluisterde hij, “en je eindigt slecht.” Eva stapte naar voren. Toen sloeg ze zo hard als ze kon met de brandblusser. BAM. De man viel op de grond. Het mes gleed uit zijn bloedige hand. Voordat de man overeind kwam, rende Eva zo snel als ze kon naar de machinistencabine. De machinist was verdwenen, alleen knopjes, flikkerende lichtjes en een microfoon waren er. Eva zag de machinist op de grond. Zijn ogen stonden wijd open, maar er zat geen leven meer in. Ze draaide zich langzaam om en keek zenuwachtig achter zich. In de wagon stond alleen de koffer van die man, nu open. Binnenin lag een klein donker kastanjebruin gekleurd boekje. Het was bedekt met bloedvlekken. Ze sloeg het boekje voorzichtig open. De pagina’s waren ook een beetje verscheurd. Eva het nog lezen. Op de eerste pagina stond een naam: ‘Slachtoffer 1 – meisje, blond haar.’ Ze voelde haar handen trillen van angst. Nog een naam: ‘Slachtoffer 2 – jongen, bruin haar.’ Haar hart bonkte harder terwijl ze verder bladerde en merkte dat er al zestien slachtoffers waren. Haar hart bonkte. Elke bladzijde die ze omsloeg voelde ze een koude rilling die over haar rug gleed. Toen keek ze naar de zeventiende bladzijde: ‘Slachtoffer 17 – meisje, donker haar. Locatie: Trein Eindhoven Centraal”. Eva liet het boekje vallen. Ze kwam erachter dat zij het volgende slachtoffer was. Haar handen trilden. “Hoe lang doet hij dit al?” “Hoe kan ik ontsnappen?” “Waarom ben ik het volgende slachtoffer?” Haar gedachten houden haar bezig. Plotseling hoorde ze een luid gebonk van de achterkant van de trein. Ze keek zenuwachtig om zich heen. De wagon was leeg. Haar ogen vielen op iets roods op de vloer – misschien bloed? Ze durfde niet dichterbij te gaan. Plotseling tikte iemand op haar schouder. Eva keek zenuwachtig achter zich. Daar stond de man met een grote glimlach op zijn gezicht. Hij had het grote bebloede mes in zijn hand. Eva rende snel naar de achterkant van de trein. Ze zag dat de vrouw die eerder een boek aan het lezen was niet op haar stoel zat, maar op het grond. DOOD. Het boek naast haar “Moorden Dag” was de naam van het boek. De man kwam rennend achter haar. Ze verstopte zich achter een paar stoeltjes. Maar het had geen zin. De man kon haar zien. Hij stormde snel naar haar toe, zijn mes glinsterend in het flikkerende licht. Eva voelde pure paniek, maar ze had een goed idee. Ze greep naar de muur en pakte een rood noodhamertje. “Nummer zeventien…” zei hij met een lage stem, bijna fluisterend,  “Dat ben jij…” Met al haar kracht sloeg ze het raam kapot. Het glas brak met een luide knal. BAM. En kleine stukjes glas vlogen overal heen. De man rende nog harder. Eva voelde de koude regen en wind naar binnen slaan. Zonder te twijfelen sprong ze door het gebroken raam naar buiten. Achter haar hoorde ze de man schreeuwen, zijn stem klonk scherp en luid in de stilte van nacht. Eva rende, zo hard ze kon, naar de donkere bomen. Haar longen brandden, haar benen deden pijn, maar ze stopte niet. Ze wist, als ze dat zou doen, zou ze het niet overleven. De regen viel harder en maakte de grond glibberig. Ze zag de man achter haar rennen. Met zijn lange zwarte jas zwaaiend tegen de wind. Hij kwam steeds dichterbij. De man had het mes weer in zijn hand die glinsterde in het zware maanlicht. Ze hapte naar adem, draaide zich terug naar voren. En toen gebeurde het. Haar voet bleef haken aan een scherpe steen. “O nee nee nee!” dacht Eva. Ze probeerde met al haar kracht haar voet los te trekken van de steen. Maar het lukte niet. Ze zag de man dichterbij komen. De regen viel harder. Haar hand, gezicht, jas, en schoenen waren helemaal kletsnat. De man zei met een lage toon “Ik Heb Je          …” Zijn stem klonk laag en luid in de stilte van nacht. Hij trok Eva aan haar enkel. De steen gleed met haar voet mee. Ze gilde en gilde “HHHHEEEEEEELLLLLLPPPPPPP” maar het had geen zin. De man sleepte haar bij haar voet de hele weg naar een griezelig huis. “Is dit waar deze man woont?” dacht Eva: “In dit griezelige huis?” De man sleepte haar het huis in. Het huis was bedekt met bloedvlekken, spinnenwebben, en stof. Er stond een stoel in de woonkamer met een blinddoek erop. En een tafel met een mes. “Hoeveel messen heeft dat mens nou?” zei Eva in haar hoofd. De man zei dreigend tegen Eva dat ze op die stoel moest gaan zitten. Voorzichtig ging ze zitten. De man deed de blinddoek bij haar om. En verbond een doekje om haar handen. “Niet bewegen, of je zal er spijt van krijgen”. Opeens werd alles zwart.

De volgende ochtend stond er in het nieuws:

‘De laatste trein uit Eindhoven is verdwenen. Vier mensen en de machinist zijn vermist. Alleen een koffer werd gevonden aan de rand van het Leenderbos. Binnenin een boekje met namen en een bebloed mes. De misdaad wordt nog steeds onderzocht.’